Borderliners

Alleen daarvoor wil je al in de EU blijven! We zijn deze week terug in de tijd, in een Kafkaiaans toneelstuk voor mensen in uniform geworpen. Ik had het al een beetje aangekondigd…en het heeft alle verwachtingen overtroffen! Bij Mohacs verlaten we Hongarije en veel vervelender: het Schengen-gebied…en nog vervelender: de EU. Want Servië is lid van een paar kantklosverenigingen, maar verder helemaal niets…zeg maar Nederland als die peroxide-leip het een tijdje voor het zeggen heeft.

Om te beginnen moeten we dus “uitklaren”. Daarvoor kan je in Mohacs, midden in de rivier aanleggen aan een ponton met allerlei stalen binten. Er is wel een houten stukje voor kleine bootjes, maar daar passen wij niet. Op de kant voor het enorme kantoor zitten 2 uniformen, maar die hebben het veel te druk met bedenken welk onzinnig administratief proces ze ons gaan aandoen…dus kunnen geen touwtje aanpakken. Aangezien op de ponton klimmen ook bijna onmogelijk is zijn we dus wel ff bezig de boot in 8km/u stroming vast te krijgen.

Als we eindelijk liggen verzamel ik alle papieren waarvan ik denk dat ze ook maar vaag interessant kunnen zijn voor de verzamelde intelligentsia, neem me voor echt nergens tegenin te gaan en zelfs geen WTF-gezichten-te-trekken, en ga op pad. De ingang van het enorme pand is al moeilijk te vinden. Een uniform dat daar rondloopt en die ik overdreven vriendelijk begroet, negeert me gewoon (ik zal wel op werk hebben geleken).  Eén keer binnen ga ik naar het eerste en enige loket dat ik zie. Helaas heb ik niet de moed gehad foto’s te maken, maar dat zag er hilarisch uit. Het loket zit op kniehoogte, daarboven een raam dat op een kiertje omhoog staat en waar het zodanig onderdoor tocht dat je er geen papier kan neerleggen. Daarachter ligt een uniform in een draaistoel van mij afgekeerd een conversatie te houden met een collega. Beide keuren mij geen blik waardig. Na wat pogingen gedaan te hebben de aandacht te trekken vertelt hij me natuurlijk dat ik aan het verkeerde loket ben. Ik moet helemaal naar achteren in het gebouw naar de receptie…handig…een receptie zover mogelijk van de ingang…ik zeg het niet…

Daar staat een opvallend vriendelijke mevrouw die zich duidelijk schaamt voor deze farce en mij een document overhandigt dat een soort van routebeschrijving door het gebouw vormt. Eerst naar de Grenspolitie, dan Douane, dan WasserschutzPolitie (vraag me niet wat het verschil is), dan de dokter (waarschijnlijk een psychiater…daar ben je dan wel aan toe) en dan naar de Katastrofendienst (het staat er echt…ik vraag niks).

Ik terug naar de Grenspolitie, klop netjes op de deur en doe hem open…dat was iets teveel van het goede. Zwaar geschrokken van zoveel brutaliteit kwam de zus van Geert Wilders (zwaar geblondeerd vreemd kapsel, zoiets waar vrouwen onder elkaar van zeggen “lekker fris kort koppie”) aanstormen om te voorkomen dat ik over de drempel zou stappen en de Hongaarse kroonjuwelen zou stelen. Ik moest buiten wachten. Bijtend op mijn lip ik weer op de gang. Even later kwam Gerda Wilders weer naar buiten. Alle papieren doorspitten, die waren natuurlijk fout, maar dat maakte niet uit en uiteindelijk kreeg ik haar handtekening op mijn routebeschrijving. Als ik ze allemaal had verzameld moest ik ze weer bij haar komen laten zien.

Volgende halte: Douane. Dat bleek dus het idiote loketje waar ik me in eerste instantie had gemeld. De houding van de man erachter was nog exact hetzelfde. Nadat hij een boek had geschreven op zijn computer kreeg ik ook zijn zegen en handtekening. Dan zoeken naar de WasserschutzPolizei. Zelfde ritueel: deur kloppen open doen en dan wat zwaar geschrokken uniformen aantreffen. Ook deze konden mij vertellen dat ik alleen maar verkeerde papieren had. De vraag wat ze dan wilden hebben konden ze echter niet beantwoorden. Uiteindelijk ook hun handtekening en naar de Dokter. Daar een lijst ingevuld dat ik niet gek was, geen herpes had…en nog wat zaken…waarom je dat gaat vragen als iemand het land verlaat heb ik weggeslikt.

Daarna naar het kamertje waar ik het meest naar had uitgekeken: de Katastrofendienst. Wisten zij al iets wat ik nog niet wist? Dat viel mee. Zij waren van de controle op gevaarlijke stoffen enzo…afgezien van onze flatulente aard viel dat mee. De laatste handtekening!! Terug naar Gerda.

Daar bleek dat we zomaar niet weg konden. Inmiddels had zich het nieuws van een wat buitensporig jacht aan hun steiger door het gebouw verspreid en stonden er 3 man + Gerda klaar om dat eens te gaan inspecteren. Inmiddels was met een paar het ijs wel wat gebroken en konden er zelfs wat grappen gemaakt worden. Aan boord hebben ze eigenlijk niets anders gedaan dan de boot bewonderd en gezegd dat ze wel mee wilden naar de Zwarte Zee. Het “ga dan eerst maar een normale baan zoeken” heb ik weer ingeslikt…ik was uiteindelijk best trots op mezelf.

Bij het losmaken werden we vriendelijk geholpen en gingen vervolgens het 3-landen punt over. Daar waar Hongarije stopt en de Donau grensrivier wordt tussen Servië en Kroatië. Omdat Kroatië vrij snel stopt en het dan alleen maar Servië is, gekozen om aan de Servische kant in te klaren. De YU-agent (denk dat dat nog voor Yugoslavia staat) die ik belde vertelde me vriendelijk en in prima Engels dat dat gewoon kon in de eerste jachthaven in Apatin waar we sowieso naartoe wilden. Nu wil het geval dat het vrijdag 14:30 was toen we daar aankwamen…en dan is “de kapitan” zoals de ambtenaar die hierover gaat genoemd wordt al aan het bijkomen van zijn uiterst stressvolle week. De havenmeester – ze heette Anna, was mooi en was ook de eerste havenmeester ooit die ik op hakken heb gezien – was heel vriendelijk, zoals eigenlijk iedereen hier. Ze reden ons direct naar het Politiebureau voor wat stempels in het paspoort zodat we wel legaal aan land konden gaan. We waren dus gedwongen het weekend in Apatin door te brengen. Geen slechte plek.

Op maandagochtend om 8 uur stond Milan van de haven al klaar om mij rond te rijden langs alle belangrijke mensen. In Hongarije hadden ze nog alle instanties in 1 gebouw ondergebracht…dat is niet gebruikelijk…blijkt. Om te beginnen naar de Kapitan…helaas ook hier weer te schijterig om foto’s te maken…maar een briljant Oostblok kantoor compleet met uitgebreide betonrot, oude typemachines en veel sigarettenrook. Ik werd binnengeleid in de kamer van El Kapitan. Briljant! Enorm verboden te roken boord op de deur…die je vervolgens bijna niet open krijgt van de rook. Achter die rook ontwaarde ik een zwaar doorgerookt hoofd. El Kapitan zat duidelijk tegen een burn-out aan…van zijn 25e sigaret die ochtend. Ik was ondertussen erg blij met Milan die iedereen leek te kennen en de olie in het proces vormde. El Kapitan keek wat ongeïnteresseerd naar mijn papieren, begon toen wat op zijn Commodore64 te tikken en daar bleef het een beetje bij…tot ik de verlossende woorden zei: ik heb ook kopieën van alle papieren bij me. Geweldig. Nou die wilde hij graag hebben. Daarna waren we ook direct klaar…met deze etappe.

De volgende ging naar de bank met een papier van El Kapitan waarop ik 7000 dinar moest voldoen voor een vergunning om in Servië te mogen varen. De vraag waarom ik hem niet direct kon betalen heb ik weer ingeslikt…en ik kon ook wel een paar antwoorden bedenken. De bank was in dit proces de langste etappe. Denk aan een Italiaanse Bank in de jaren 80. 4 loketten waarvan er maar 1 open is, enorme rij ervoor met mensen met ingewikkelde papieren en een algehele totale ontkenning van het begrip “klant”. Ik dacht nog van de nood een deugd te maken: “kan ik hier ook mijn Hongaarse floppies voor Servische inruilen”? Natuurlijk niet!

Een half uur, 7000 dinar en een illusie armer terug naar El Kapitan die, wonder boven wonder, op basis van mijn kopieën een vergunning in elkaar had gesleuteld met veel bladzijden, stempels en handtekeningen. Toen naar de Politie voor wat stempels. Nu waren we daar al eerder geweest en het bureau was al een evenement op zichzelf. Om te beginnen ligt het aan een mooie wandelpromenade langs de Donau, waar je officieel niet eens mag fietsen, laat staan met een auto rijden. Iedereen rijdt daar dus met een auto, ook de Politie, en ook Milan. Het gebouw is een afbraakpand met een soort van boomhut ernaast. Voor de deur ligt een Hond van het niet afschrikkende type en binnen is…uuuhh…niets. Je komt in een halletje met letterlijk 3 stoelen die allemaal uit elkaar vallen.

Toen wij binnenkwamen zat er een dikke vadsige Bromsnor in 1 van de 3 stoeltjes. Hij had zo in een spaghetti western kunnen figureren. Naast hem stond een mooie politieagente.  Milan zei een paar dingen tegen hem en toen begon hij in het Servisch uit te varen…ik zag ons uitvaren al in rook opgaan. Dat ging 10 minuten zo door waarbij er steeds harder geschreeuwd werd. Ik stond er voor Piet Snot bij. De Agente leek zich wat voor het tafereel te schamen en met wat gebaren, buiten het zicht van Bromsnor, gaf ik haar de vergunningspapieren waarmee zij naar achteren verdween. Even later kwam ze weer terug terwijl Bromsnor nog voluit zat te oreren. Ze gaf mij de vergunning met een blik van “het is in orde”. Toen Milan er een woord tussen kon krijgen zijn we weer weg gegaan nog wat na gebromd door de snor.

In de auto vroeg ik Milan wat er gebeurd was. Hij zei: “Niets, de man drinkt gewoon teveel”. Het bleek dat Bromsnor de chef van de Politie aldaar was en ’s morgens om 10 uur al dronken…Geweldig!

We gaan dit allemaal waarschijnlijk nog een paar keer meemaken: Servië uit, Roemenië in, Roemenië uit, Bulgarije in etc. etc….ik denk dat hoogte- en dieptepunt Turkije gaat worden. Zover zijn we nog niet, we zitten wel op bijna 1700 woorden. De reis van afgelopen week beschrijf ik dan ook in een aparte episode die er snel aankomt.

Cheers, André

franzkafka1